Pers
Alexander Zwart op Filmkrant.nl op 21 oktober 2019: "Hoe verbeeld je de Nederlandse identiteit? Met een Henk en Ingrid achter het stuur komt regisseur Lodewijk Crijns een heel eind. Zijn Bumperkleef geeft Nederland een horrorvijand op maat.
Denkend aan Holland zie ik brede snelwegen door oneindig laagland gaan… Als Bumperkleef begon met een motto, had het vrij naar Marsman deze dichtregel kunnen zijn. De regel die synoniem is geworden met het romantische gevoel dat Nederland bij velen oproept. Maar hoe breng je de Nederlandse identiteit eigenlijk in beeld? Je kan nog zo veel stroopwafels, Sinterklazen of een wapperende driekleur in beeld brengen, dat maakt je film – anders dan wat er in beeld is – nog niet typisch Nederlands.
Zit het dan in de nuchterheid waarmee dingen in beeld worden gebracht? Wellicht, maar dat verklaart nog niet waar de herkenbaarheid van de nieuwe film van Lodewijk Crijns (Alleen maar nette mensen, 2012; Kankerlijers, 2014) in zit. Zijn film is juist een over the top thriller annex roadmovie annex horror annex komedie over een bedrieglijk simpel gegeven: terreur gedreven door verkeersfrustratie, door huis-, tuin- en keukenalledaagsheid. Ontzettend serieus genomen kneuterigheid.
Met Bumperkleef vraagt Crijns zich af hoe het zou zijn als frustratie uitmondt in horror, zich afspelend tegen een relativerend – doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg – kabbelend landschap. Noem het de duistere meerwaarde van de Nederlandse identiteit.
Wit busje
Voorin de auto zitten Hans en Diana, die alles voor elkaar hebben. Goed verzorgd, een mooi huis, goede auto en twee mooie dochters achterin. Over hun werk krijgen we niks te weten, maar hun voorkomen is bovenmodaal. Hij zou arts kunnen zijn, zij vertegenwoordiger, of omgekeerd. We volgen ze op een vrije dag, op weg naar Hans’ ouderlijk huis in Twente. Zijn vader is jarig, en zoals moeder aan de telefoon zegt: “Het is misschien wel zijn laatste”.
Tijd dringt. Twente moet op tijd bereikt worden, maar er is dreiging. Niet van buitenaf, maar van binnenuit. Vanuit onze eigen snelwegen, de spreekwoordelijke aderen door ons land. Er is hier zoals in veel andere horrorfilms geen vreemdsoortig wezen dat de dreiging vormt. Nee, de dreiging komt van een wit busje dat het gezin letterlijk op de hielen zit. In dat witte busje rijdt een bumperklever. Op zich geen probleem. Sterker nog, het lijkt in eerste instantie een burenruzie à la Rijdende Rechter, maar dan met 160 km per uur. Maar door de proloog ligt er al een bom onder dit familie-uitje. Burenruzie of niet, de duivel zit hier in iemand die de buurman had kunnen zijn, die vanachter de coniferen naar ons glimlacht.
Knipoog
Terwijl dat gegeven op de spits gedreven wordt, krijgt het met een uitgestreken gezicht vertelde Bumperkleef meer en meer de toon van een satire. Satire als sociaal commentaar. De geheel blanke cast onderstreept daarbij that something is rotten in the state of Holland. Het gevaar komt van de bumperklevende, ons dicht op de huid zittende, buurman. En terwijl Crijns ons daarmee confronteert, knipoogt hij met zijn filmcitaten juist naar buiten, naar de beeldtaal van Hollywood die we zo goed begrijpen.
De auto als moordmachine? Is dat geen knipoog naar Steven Spielbergs speelfilmdebuut Duel (1971)? Een man bij wie alle opgekropte woede het kook-punt bereikt, met buitenproportionele uitbarstingen tot gevolg: gevalletje Michael Douglas in Falling Down (Joel Schumacher, 1993). En heeft diezelfde man die overal opnieuw ongeschonden weet op te duiken niet verdacht veel weg van Javier Bardems Church uit No Country for Old Men (Ethan & Joel Coen, 2007)?
De vrijheid en kundigheid waarmee Crijns dit materiaal de polder in trekt is tekenend. In Bumperkleef zit het anarchisme van zijn eerste films (afstudeerfilm Lap rouge, 1997; Jezus is een Palestijn, 1999), gegoten in de mal van de publieksfilms die hij zich de afgelopen jaren eigen heeft gemaakt. Met hulp van de nauwelijks bekende theateracteur Willem de Wolf creëert hij hier bovendien de Freddy Kruger, Leatherface of Michael Myers die Nederland verdient: een op het eerste oog onopvallende, burgerlijke man met een iets te duidelijke dictie. Terwijl wij in het verkeer maar wat schreeuwen, wil hij gewoon dat je je excuses aanbiedt. Je reed namelijk iets te dicht op hem. De vijand is een moraalridder die over lijken gaat. Zijn naam? Ed."
André Waardenburg op NRC.nl op 29 oktober 2019: " ‘Bumperkleef’ is bijzonder vakkundig gemaakte nederhorror die een beetje aan Dick Maas doet denken. Met een doorsnee gezin uit een vinexwijk, dat met hun zwarte SUV door het polderlandschap scheurt.
Hans, Diana en hun twee dochters gaan op weg naar Stroink, de ‘Parel van Twente’, waar grootvader zijn 76ste verjaardag viert. Hans begint de reis al licht geïrriteerd en op de snelweg blijkt niemand een heer in het verkeer: iemand haalt rechts in, een ander snijdt af, Hans zelf haalt soms de 160.
Het gaat mis als het gezin achter een smetteloos wit bestelbusje belandt dat keurig honderd rijdt. Inhalen kan niet: het busje zit op de linker weghelft, met daarnaast een vrachtwagen. Als Hans uiteindelijk het witte busje voorbij is, tikt hij ostentatief op zijn voorhoofd. Dat had hij beter niet kunnen doen.
De kijker heeft in de proloog al gezien dat Ed, de keurig articulerende chauffeur van het busje, er radicale methodes op nahoudt om zijn mede-weggebruikers aan de verkeersregels te houden: „De tijd voor excuses ligt achter ons.” Wanneer het gezin hem treft bij een benzinestation, wordt het oorlog.
Bumperkleef doet qua opzet denken aan Spielbergs doorbraakfilm Duel (1971), al maakt regisseur-scenarist Lodewijk Crijns er een oer-Hollandse zwarte komedie van. Met een doorsnee gezin uit een vinexwijk, dat met hun zwarte SUV door het polderlandschap scheurt.
Het is bijzonder vakkundig gemaakte nederhorror, die een beetje aan Dick Maas doet denken. Ondanks Hans’ zelfverzekerde „Ik los het zelf wel even op” loopt de verkeersruzie gierend uit de hand, waarna de cameravoering losser wordt en de paranoia en geestelijke aftakeling van de wat laffe echtgenoot Hans fraai verbeeld wordt. Crijns gebruikt sprekende details, van het archaïsche taalgebruik van Ed tot de muziek die hij in zijn busje draait: smartlappen met titels als ‘Vaarwel, tot ziens’ en ‘Vergeet je moeder niet’."
Frank v.d. Ven op Cinemagazine.nl op 30 oktober 2019: "Hufterigheid in het verkeer: een populair onderwerp op elk familiefeest en bij het koffieapparaat op de werkvloer. Zo dacht regisseur Lodewijk Crijns er ook over en hij besloot een film te maken over dit fenomeen. Het resulteerde in ‘Bumperkleef’, een intrigerende thriller annex horrorfilm over lomp gedrag op de snelweg.
In ‘Bumperkleef’ krijgt een norse en gejaagde burgerman Hans (Jeroen Spitzenberger) ruzie met een man in een bestelbus (Willem de Wolf). Volgens Hans rijdt zijn voorganger in een wit bestelbusje niet vlot genoeg door en daarom wil hij hem van de weg afdrukken. Het gebumperkleef bevalt de man echter niet en al snel loopt de situatie gigantisch uit de hand. Hans’ vrouw (Anniek Pheifer) en zijn twee jonge dochters smeken hem om zijn excuses te maken, maar daar wil hij niets van weten. Zijn trots weerhoudt hem daarvan. De man in de bestelbus is echter de verkeerde persoon om ruzie mee te zoeken, ontdekken Hans en zijn gezin.
Zo min mogelijk over deze film weten, is de beste manier om deze productie van Lodewijk Crijns te gaan zien. De regisseur heeft een spannende film ingeblikt die uitblinkt in eenvoud en herkenbaarheid. Spitzenberger is geweldig als de norse en eigenwijze Hans. Hij is geïrriteerd en blijft dat gedurende de hele film. Zijn gedrag heeft invloed op zijn gezin en dat is continu merkbaar. Pfeiffer is ook goed op dreef als wanhopige en gefrustreerde echtgenote. De Wolfs spel is dan weer redelijk houterig, maar zijn mimiek en lichaamstaal zorgen ervoor dat hij gevaarlijk blijft.
De stunts zijn erg indrukwekkend. Het bumperkleven, de onverwachte manoeuvres en het asociale rijgedrag zijn goed in beeld gebracht. Er is een constante dreiging, omdat je niet weet welke wending de film neemt. ‘Bumperkleef’ is een superspannende film waarin vol gas naar een spannende conclusie wordt geracet."
Marianne van der Zwaag op Margriet.nl op 1 oktober 2019: "(...) Het mooie aan deze film is dat het alle elementen bevat die je eigenlijk nooit zou moeten doen, wanneer je in een gevaarlijke situatie terechtkomt. Ren bijvoorbeeld nooit het bos in, ga niet naar de bovenste etage van een huis én blijf altijd bij elkaar. En tóch is het Lodewijk Crijns gelukt om een film te maken die allerminst voorspelbaar is.
Verwarring
Het begin van de film brengt de kijker in verwarring. Een wielrenner in een gemaaid korenveld, een wit bestelbusje en een verdelger die met een hilarische ironie wacht op zijn slachtoffer. Terwijl de toeschouwer nog nadenkt over wat er zojuist is voorgevallen worden we al snel meegezogen in het hectische gezinsleven van Hans. Anniek Pheifer en Jeroen Spitzenberger spelen overtuigend. Een herkenbare rol voor velen. De liefde en de irritaties, de ongenoegen over de (schoon)families en de kritische blik op de snelheidsmeter.
Twente
In het tweede deel van de film zwelt de spanning aan. Hans & gezin komen na kilometers snelweg eindelijk aan in het pittoreske Twente. Een achtervolging maakt de kijker wagenziek. Het publiek heeft de neiging om de rechtervoet zelf in beweging te zetten en de rem in te trappen wanneer er een tegenligger op de weg verschijnt. Eventjes lijk je als kijker tot rust te kunnen komen in het huis van Hans’ ouders. Het Twentse accent van Hans’ moeder, gespeeld door Truus te Selle, lijkt ineens te ontstaan. Haar spel als breekbare rol als oude vrouw, die zo goed en zo kwaad voor haar man blijft zorgen is echter sterk en overtuigend. Het gespeelde accent doet daar slechts licht afbreuk aan.
Wanneer het einde nadert, zet de film de kijker aan het denken. ‘Bumperkleef’ is een film over trots. Is je gelijk halen wel altijd het beste?"
Jan Pieter Ekker op Parool.nl op 30 oktober 2019: "(...) Bumperkleef heet de nieuwe film van de eigenzinnige Lodewijk Crijns, die zijn carrière begon met fakedocumentaires (Kutzooi, Lap rouge) en vervolgens uiteenlopende films regisseerde, zoals Jezus is een Palestijn en de tienerfilm Loverboy, de provocerende korte film Turkse chick en de tv-film Hitte/Harara, de geslaagde boekverfilming Alleen maar nette mensen en de remake Kankerlijers.
Het zijn bijna allemaal films die de condition humaine in beeld brengen en als thermometer van Nederland kunnen worden gezien. Hetzelfde geldt voor de zwarte komedie annex horrorfilm annex roadmovie Bumperkleef; het is over the top, maar tegelijkertijd erg herkenbaar.
Hans (Jeroen Spitzenberger) is een zelfverzekerde, welgestelde man, die zo uit een reclame lijkt weggelopen. Hij is bang voor de toorn van zijn macrobiotische moeder en wil dus per se voorkomen dat ze te laat op de verjaardag van zijn dementerende vader komen. Dus wordt het gaspedaal diep ingedrukt, onderweg van de Vinexwijk naar zijn ouderlijk huis in Stroink, ‘de Parel van Twente’.
Als er – kort voordat hij de doos van Pandora opent – een dikke Audi met nog meer haast achter hem opduikt, is de boot aan en laat Hans zich verleiden tot een levensgevaarlijk duel. “Totale mongool,” brult hij gefrustreerd als hij wordt afgesneden. “Niet te geloven dit!”
Het is knap hoe Crijns de boel laat ontsporen en daarbij de sympathie van de kijker manipuleert. Dat zit ’m in het zelfgeschreven script, waarin Hans’ nemesis een doodnormale man is, keurig en welbespraakt, die het gelijk aan zijn kant lijkt te hebben – hij hield zich immers precies aan de maximumsnelheid. Het zit ’m ook in de casting, met name die van Compagnie De KOE-acteur Willem de Wolf als Ed, de ongediertebestrijder in het busje. Prachtrol!
De snelwegscènes mogen niet altijd even overtuigend zijn (driebaans verandert zomaar in tweebaans en andersom), het camerawerk van Bert Pot en de montage verbloemen veel. Ook de soundtrack, het spel met horrorclichés en de verwijzingen naar Hollywoodfilms (onder meer Steven Spielbergs speelfilmdebuut Duel) dragen bij aan de broeierige sfeer. Bumperkleef is een zeer vermakelijke moraliteit, verpakt als genrefilm."